DagDag 1-3
DagDag 4-5
DagDag 6-7
DagDag 8-9
DagDag 10-11
DagDag 12-13
DagDag 14
DagDag 15-16
DagDag 17-18
DagDag 19
DagDag 20
DagDag 21
DagDag 22-23
DageindDag 24-25

VorigeStartpaginaVolgende

Otto zet zijn charmes in (Woensdag 27 juli)

De dag waarop we naar Litouwen gaan begint met een grijze lucht en wat regenspetters. Gisteren hebben we een beslissing genomen over de route naar en in Litouwen. Er zijn namelijk twee grensovergangen: de via Baltica, de hoofdweg van Suwalki naar het noorden en een kleinere, rustiger overgang in het oosten. Het oosten van Litouwen, richting de hoofdstad Vilnius, schijnt landschappelijk en qua steden en dorpen de moeite waard te zijn, maar dan moeten we een stuk met de trein om Klaipeda op tijd te halen. We kiezen daarom voor Kaunas, de tweede stad van Litouwen en de mogelijkheid naar Klaipeda te fietsen. En als we tijd over willen houden om Kaunas te bekijken, dan moeten we de noordelijke, drukkere grensovergang nemen. Verslagen van eerdere vakantiegangers repten van files van vrachtwagens, soms wel 11 kilometer lang. Gelukkig kunnen we tot vlakbij de grens over kleine wegen rijden.

Eerst rijden we nog een stukje naar het oosten, naar het dorpje Krasnopol. Hier plunderen we de plaatselijke sklep, want je weet maar nooit wat we in Litouwen kunnen kopen. Bij het postkantoortje halen we wat postzegels om onze ansichtkaarten tijdig op de bus te krijgen. Later zal blijken dat wijzelf eerder in Nederland zijn dan de kaarten. Het postkantoor kan blijkbaar niet uitsluitend van de postdiensten bestaan: achter de balie zien we ook wasmiddelen, limonade en andere kruidenierswaren liggen. Het vinden van de juiste weg het dorp uit blijkt erg lastig. Otto vraagt de weg en krijgt een uitgebreide uitleg. In het Pools. Gelukkig vangt hij het word “Posczta” op, waaruit hij afleidt dat we de weg langs het postkantoortje moeten nemen. Het blijkt een onverharde zandweg, die gelukkig goed te fietsen is en door een eenzaam maar mooi boslandschap voert. Je voelt je hier echt in een uithoek van het land. We komen op een verharde weg en het landschap wordt heuvelachtiger. Het is hier mooi, maar we moeten een paar steile hellingen nemen.

Net na het middaguur komen we bij de hoofdweg, op het hoogste punt van onze vakantie, 241 meter boven zeeniveau. Nog 8 kilometer naar de grens. De file is nog niet te zien. We rijden achter elkaar de hoofdweg op. Die heeft een behoorlijke vluchtstrook, waar we goed kunnen fietsen. grensHet is niet erg druk, maar er is wel het nodige vrachtverkeer. Het fietsen gaat heel vlot en al snel zien we de borden “douane”. De grenspost is groot opgezet, met parkeerplaatsen voor vracht- en personenwagen, loketten, loodsen voor goederen en andere gebouwen. Maar druk is het niet. De file is op het drukste moment een auto of drie lang. De douane is nauwelijks geïnteresseerd in onze paspoorten. Het lijkt erop dat de toetreding tot de EU heeft geleid tot een drastische vermindering van de douane-activiteiten en daarmee van de files. Wat onwennig volgen we de hoofdweg Litouwen in. Aan de kant zitten soms behoorlijk diepe kuilen, dat is opletten geblazen. Het is grotendeels vals plat naar beneden, dus het gaat erg hard en al heel gauw zijn we in het eerste Litouwse stadje, Kalvaria. Een onopvallend stadje met veel flats van drie of vier verdiepingen hoog, ook rond het parkje in het midden van de stad.

We volgen de oude hoofdweg (de via Baltica heeft een nieuw tracé gekregen te westen van Kalvaria) en rijden vlot door naar Marijampole, de provinciehoofdstad. Hier staat ons een cultuurschok te wachten: er zijn maar liefst drie grote, moderne supermarkten van een omvang die we in Polen alleen in Torun hebben gezien. En we dachten dat Litouwen nog armer was dan Polen! Die mening moeten we op zijn minst gedeeltelijk herzien, ook de prijzen liggen hier iets hoger dan in Polen. postlitNa het supermarktbezoek zoeken –en vinden- we de tourist information. De man achter het bureau spreekt engels en vertelt ons dat er helaas geen camping in deze provincie is, ook geen boerencamping, en dat hij dat ook een gemis vindt. Maar zijn baas heeft een stukje land bij een meertje even ten noorden van de stad, daar wil hij ooit een camping beginnen. Er zijn geen voorzieningen, maar we mogen er wel staan als we willen. Weer buiten gekomen worden we aangesproken door de oude man met de vier tanden uit het begin van het verhaal. Litouwen begint ons wel te bevallen. We fietsen naar het noorden en vinden inderdaad het veldje bij het meertje. Maar het ligt pal naast de via Baltica en dat vinden we te onrustig en ook wat onveilig. Dus kiezen we voor een weg in die op een paar kilometer van de hoofdweg naar het noorden voert.

Net voorbij een dorpje vinden we een klein boerderijtje waar tussen de bomen een grasveldje ligt. We gaan het erf op en kloppen op de deur van het houten huisje, een bel is er niet. Aan de vrouw die opendoet probeert Otto op zijn charmantst uit te leggen dat we toeristen uit Holland zijn en dat we een plaatsje voor de tent zoeken. Maar dat valt niet mee als je dat in het Litouws moet doen. De vrouw gaat weer naar binnen en er wordt druk Litouws overleg gevoerd. Dan komt de vrouw weer terug en zij schuift een jongen van Barts leeftijd naar voren, die wat engels blijkt te spreken. Het lastige –voor hem- is alleen dat hij verschrikkelijk verlegen is. Maar onze vraag komt nu over en ja, het is goed dat we onze tenten hier op zetten. We mogen ook het water uit de pomp gebruiken. Dat ziet er gelig uit, dus gebruiken we het alleen om te wassen. Drinkwater hadden we al in de supermarkt ingeslagen.

 

VorigeBeginVolgende

 

© Otto Cox 2005/6